Dimanche, on mange # 1: beurre blanc

Barbara

Op een uitzonderlijk zwoele herfstdag sta ik ‘s ochtends aan de deur van mijn ouderlijk huis. Drieëntwintig graden, stralende zon en overal gouden bladeren die ronddritselen, een topdag in wording. Ik vertrek met mijn papa naar de markt en ook daar blijkt iedereen in zijn beste humeur te zijn, ook al komen wij rijkelijk laat iedereen nog lastigvallen met onze bestellingen.

Zoals geweten zijn Serulus’en altijd te laat, daar valt nu eenmaal weinig aan te doen. De markt stopt om één uur, wij vertrekken om één uur. Dat betekent dat wij arriveren om kwart na één en nog maximum een kwartier hebben om tussen alle opkramende kramen onze gading te vinden. Dat vergt een uitgekiende strategie, en die hebben we.

Nadat we de auto hebben geparkeerd, lopen we langs de bloemen. Daar zwaaien we eens naar de man van het bloemenkraam. Die is nu op de hoogte van onze aanwezigheid en dus moreel verplicht om te wachten tot we straks zijn langsgekomen. Omdat hij dichtst bij de parking staat, zal hij helaas ook tot het laatst moeten wachten. We vervolgen onze tocht naar het viskraam, daar plaatst papa bijna zonder te stoppen al een deel van zijn bestelling, die ligt zo meteen klaar op de terugweg en ondertussen heeft hij een blik op het aanbod kunnen werpen alvorens alles in de frigo is verdwenen. Het parcours loopt vervolgens langs het brood, de groenten en de kaas. In de tussentijd is de beslissing over de vis gevallen, het wordt de mooie snoekbaars die papa zag liggen.

Een snelle passage langs Ons Viskraam, die ons garnalen oplevert en een eindspurt naar Het Madammeke waar de snoekbaars (Sandre in het Frans, Zander in het Duits, de zoetwatervariant van de zeebaars aldus papa) wordt besteld en gefileerd. Een laatste stop bij de bloemen (witte tulpen voor thuis, hyacinten voor mij, rode roosjes krijgen we erbij) en – klaar! Om half twee zijn we iets of wat afgepeigerd maar we hebben toch maar weer alles wat we nodig hadden.

Terug thuis word ik even ingeschakeld bij een herfstig taakje, het binnenzetten van alle tuinmeubelen. Alvorens ze binnen te zetten genieten we nog even van ‘t laatste schoon weer met een glaasje wijn terwijl we wat garnaaltjes pellen.

Daarna beginnen we er aan. Als voorgerechtje maakt papa moules de bouchot, kleine Franse mosseltjes. Dit is echt niet veel werk en zo heerlijk. Je snijdt één sjalotje fijn. In een grote pot smelt je een flink stuk boter, hier doe je de sjalot bij (papa doet hier ook wat paprikapoeder in). Je laat dit eventjes stoven en doet dan de mosselen bij in de pot. Laat even op het vuur staan met het deksel er op. Voor je het weet zijn de mosseltjes open en klaar. Neem het deksel er af, strooi er een handvol peterselie op en kruid met zwarte peper (zout hebben mosselen niet nodig, dat zijn ze al).

We eten dit met een stukje brood, blijkt dat de moules de bouchot volop in seizoen zijn, en inderdaad de combinatie van de herfstzon en de mosseltjes werkt ongelooflijk

Dan neemt papa de snoekbaars onder handen. Hij begint met zijn versie van beurre blanc. Weerom starten we met een stevig stukje boter te smelten in de klein potje, een sjalotje erbij en zout en (witte) peper. Dit mag even op het vuur staan. Als de sjalotjes zacht zijn, blussen met witte wijn en even laten opkoken. Dan een scheutje dragonazijn (dit mag ook gewone azijn zijn, of sjalotazijn, witte wijnazijn… Wat er in de kast staat!). Wanneer de saus het grootste deel van zijn vocht is verloren, mag er een beetje water bij en mag het op een traag vuurtje blijven op staan.

We eten de baars met spinazie. Papa haalt de harde nerven uit de spinaziebladen. Hij zet een heel klein bodempje water in een pot en doet daar zout in. Wanneer dat kookt gaat de spinazie er in en wordt de pot bijna onmiddellijk van het vuur gehaald. Op het einde voor het opdienen, komt daar nog een klontje boter op (‘Il manque un peu du beurre dans les épinards’) en een beetje peper.

De snoek wordt gekruid en beetje bebloemd, daarna in een heel hete pan gebakken op het vel. Na één keer om te draaien wordt het vuur al uitgezet om de vis zachtjes verder te laten garen met het deksel er op.

De saus die zachtjes stond te sudderen wordt opnieuw op een hoog vuur gezet. Als ze warm is, roert papa er (pan weer van het vuur) dunne plakjes boter door. Nog even kruiden en je saus is af.

Zo ziet ons feestmaal er uit. Ik hoef je niet te vertellen dat het smaakt.

Na het eten maak ik met mijn mama nog een wandeling in de stad, de chef laten we even bekomen. Als we terug zijn is ook mijn zus thuis gearriveerd en heeft die haar bordje ontdekt.

Ik spreek af met papa om volgende keer een fazant onder handen te nemen en vertrek –het is al donker – erg tevreden terug richting Antwerpen, hyancinten onder de arm.